Les 2
Verwerkingsniveaus en detectiefouten
Om in de sport tot de uitspraak te komen of een atleet wel dan geen doping gebruikte, worden atleten hierop gecontroleerd. Deze les bespreekt de verwerkingsniveaus die we in die controles kunnen onderscheiden en welke fouten daarbij kunnen optreden.
a. Verwerkingsniveaus
Figuur 2-1. Verwerkings- niveaus |
Brouwer[4] onderscheidt bij dopingcontroles drie verwerkingsniveaus, die verschillen in praktische uitvoering en in de mate waarin menselijk gedrag het resultaat beïnvloedt (zie figuur 2-1).
Op dit niveau worden ‘slechts’ de ruwe scores vastgesteld. Dat zijn de in de analyses gemeten waarden zonder enige bewerking of interpretatie. Menselijk gedrag beperkt zich tot het correct uitvoeren van de analyses op gekalibreerde en geijkte apparatuur.
2. Testniveau:
Op het testniveau worden de ruwe score(s) omgezet in geobserveerde score(s): de definitieve score voor de verdere beoordeling wel/niet doping gebruikt. Vervolgens wordt die geobserveerde score vergeleken met een norm (de kritische testscore) om te beoordelen of aan de eisen van een criterium (wat we willen weten: wel/niet doping gebruikt, wel/niet borstkanker, wel/niet te hard gereden, etc.) is voldaan. We noemen dit enkelvoudige selectietests: tests met een dichotome uitkomst, wel/niet voldaan aan de eisen van het criterium.
Een voorbeeld: een dopingtest met een kritische testscore van 50. Geobserveerde scores tot 50 voldoen niet aan de eisen van het criterium (doping gebruikt), vanaf 50 wel.
Menselijk gedrag bestaat hier vooral uit het juist interpreteren van de ruwe scores, en in het hanteren van realistische kritische testscores passend bij het doel van de tests (les 4).
3. Procedureniveau:
Dit niveau omvat de hele procedure vanaf de afname van (urine)monster tot het schuldig of onschuldig verklaren van de atleet. Het criterium is nu: ‘heeft de atleet wel of niet bewust een verboden middel of methode gebruikt, bedoeld om de atletische prestatie te verbeteren?’
Menselijk gedrag bestaat nu uit het verzamelen en beoordelen van alle feiten, vóór en tegen, die tot de uitspraak wel/geen doping gebruikt moeten leiden. De geobserveerde score is slechts een van die feiten. Problemen ontstaan omdat nu niet alleen de aanwezigheid van een stof beoordeeld moet worden, maar ook de oorzaak van die aanwezigheid. Kwam dat door bewust gebruik en zo ja, had dat bewuste gebruik als doel de atletische prestatie op een verboden wijze te verbeteren.
Gebruik kan een medische reden hebben en is dan doelbewust, maar niet gericht op ongeoorloofde prestatieverbetering. Onbewust gebruik, zoals bij contaminatie met de reguliere voeding, kan nooit de intentie hebben de atletische prestatie te verbeteren (zie hierna).
Afsluitend
Op alle niveaus ontstaan verschillen tussen de beschikbare informatie en de werkelijkheid, waardoor foute oordelen ontstaan. Hoe hoger het verwerkingsniveau, des te groter is de menselijke invloed daarbij. De aanwezigheid van een ‘verboden’ stof op analyseniveau kan nog redelijk objectief worden vastgesteld, voor de intenties van de atleet op procedureniveau is dat uitermate moeilijk. De antidopingwereld is zich hier van bewust en beperkt zich tot het analyse- en testniveau. Op procedureniveau keren ze de bewijslast om, waarmee de verantwoordelijkheid voor een gedetecteerde verboden stof naar de verdachte verschuift. Die moet dan zelf aantonen onschuldig te zijn voor bewust dopinggebruik. Daarmee zadelt de antidopingwereld de atleet op met een probleem dat ze zelf, ondanks de honderden miljoenen euro’s die ze jaarlijks ter beschikking hebben, niet kan oplossen (zie ook les 8 bij achterafkansen. Hierna bespreken we het type fouten die bij dopingcontroles kunnen ontstaan.
<< Les 1
© 2007 - 2018 - Dr. Bram Brouwer, Mantgum